N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Nederlandse missies Den Haag projecteert te veel de eigen verlangens op ‘fragiele landen’ met andere behoeftes en een andere realiteit, aldus Buitenlandse Zaken. „Behoefte aan orde wordt onderschat.”
Ayesha is een Afghaanse grootmoeder, levend in een dorpje ergens in Wardak, het platteland in het midden van het land. Aan een verslaggever van The New York Times vertelde ze dit voorjaar over haar arme jeugd, hoe in 2001 de oorlog was begonnen en Amerikaanse tanks kwamen binnen rollen met de belofte van een beter leven: meer vrijheid, meer onderwijs, ook voor Ayesha’s kleindochters. In plaats daarvan kwam er dood en vernietiging. Ayesha verloor twee zonen, gedood op verdenking van medewerking met de Taliban.
Na de zege van de islamitische fundamentalisten in 2021 werd het rustig in Wardak. Ayesha kan veilig haar huis uit, ziet na jaren familieleden terug uit voorheen onveilige streken. Vergeleken daarmee is meisjesonderwijs – hoezeer Ayesha dat haar kleindochters gunt – een soort luxe.
Lokale behoeftes
Hou in ‘fragiele landen’ zoals Afghanistan veel meer rekening met lokale behoeftes en context. Dat was afgelopen maandag een van de aanbevelingen van de afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken die beleid evalueert. In een kritisch rapport over omvangrijke Nederlandse militaire missies en ontwikkelingsprogramma’s in Afghanistan, Zuid-Soedan en Mali in de periode 2015-2022 staat dat ‘Den Haag’ nog steeds de fout maakt eigen verlangens en ambities te projecteren op landen met een heel andere realiteit.
„In Den Haag bestaat een sterke neiging om een positief verhaal neer te zetten en prioriteiten te stellen zodat die passen in een Nederlandse politieke context”, aldus de auteurs Rens Willems en Casper Lobbrecht. Hun advies: wees realistisch wat je kunt bereiken. En, beste Haagse ambtenaren: wees daarover eerlijk tegenover jullie politieke bazen.
Ambassades zitten vast aan de richtlijnen van Den Haag
Pepijn Gerrits Oxfam Novib
Het rapport oogst gemengde reacties. De verantwoordelijk ministers, Hoekstra (CDA, Buitenlandse Zaken) en Schreinemacher (VVD, Ontwikkelingssamenwerking) verwelkomden „de realistische benadering”, maar maakten niet duidelijk wat dat in de praktijk betekende. Zo kwam er geen concrete toezegging meer personeel en specialisten te plaatsen op ambassades in fragiele staten, een belangrijke aanbeveling in het rapport.
Bij ontwikkelingsorganisaties klonken zowel kritische als positieve geluiden. „De vraagstelling in het rapport (welke bijdrage heeft Nederland geleverd aan de stabiliteit, veiligheid en rechtsorde?) moét wel een teleurstellend antwoord opleveren”, zegt Pepijn Gerrits, programmadirecteur van Oxfam Novib. „Nederland is politiek, diplomatiek, militair nu eenmaal een kleine speler die erg afhankelijk is van anderen.”
De Nederlandse tak van Oxfam Novib is actief in zowel Zuid-Soedan als Mali. In het eerste land gaat het voornamelijk om noodhulp, in het tweede om projecten op de langere termijn, zoals het helpen van lokale organisaties in de strijd tegen klimaatverandering. In 2021, het jaar dat Kabul viel, vertrok Oxfam uit Afghanistan.
Gerrits kan keuzes zoals die van Ayesha uit Wardak goed begrijpen. „Orde en veiligheid zijn fundamentele randvoorwaarden voor de doelen die wij op langere termijn willen verwezenlijken, zoals meer onderwijs en zorg voor vrouwen.”
Daarvoor is een „lange adem” nodig, erkent hij, maar ook flexibiliteit van ambassades ter plekke. „Die missen de vrijheid om in te spelen op lokale behoeften. Ze zitten vast aan richtlijnen van ‘regio-directies’ van het ministerie in Den Haag.”
Grote mislukking
In de wereld van kritische volgers van het buitenlandbeleid zijn er positieve reacties op het rapport. „Laten we eerlijk zijn”, zegt oud-VVD-Kamerlid Arend-Jan Boekestijn, die in 2010 een boek publiceerde met een soortgelijke analyse als die in het rapport. „De missie naar Afghanistan werd een grote mislukking”. Ook Mali, zeer onrustig na diverse staatsgrepen in 2020 en 2021, en Zuid-Soedan profiteerden niet van Nederlandse interventies. „In Afrika gaan we van coup naar coup, deze week nog in Gabon”, zegt Boekestijn. „Dat maakt de marges voor beïnvloeding erg klein.”
De docent geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht en lid van de Commissie Vrede en Veiligheid, die adviseert over buitenlands beleid, herkent het voorbeeld van Ayesha uit Wardak onmiddellijk. „Haar behoefte aan orde wordt door ons onderschat”, zegt Boekestijn. Zijn advies: hou ontwikkelingsprogramma’s daarom klein, praktisch en uitvoerbaar, zoals „de invoering van een kadaster of het regelen van eigendomsrechten.”
Tevens hoopt hij dat bedrijven uit de Rotterdamse haven, zoals Vopak, doorgaan met hun programma om zonne-energie op te wekken in Marokko om die vervolgens naar Nederland te transporteren. „Daarmee schep je banen die jonge mannen daar perspectief geven zodat ze niet wanhopig hierheen hoeven te komen”, aldus Boekestijn. „Want één ding is zeker: stoppen met ontwikkelingsamenwerking kunnen we ons niet veroorloven.”